Het is mogelijk dat de oprichter van een NV of BV vooruitlopend op de oprichting, namens de op te richten vennootschap, onroerende zaken in eigendom verkrijgt. De oprichter is daarbij overdrachtsbelasting verschuldigd. Na oprichting is de NV of BV pas gebonden aan deze verkrijging op het moment waarop zij deze bekrachtigt (artikel 2:203 (93) van het BW). De oprichter levert dan vervolgens daarna de onroerende zaken door aan de NV of BV. Het is dan niet in alle gevallen wenselijk dat opnieuw overdrachtsbelasting wordt geheven. Daarom keurt de staatsecretaris van Financiën het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule).
Goedkeuring
In geval de oprichter van een NV of BV vooruitlopend op de oprichting onroerende zaken verkrijgt en deze vervolgens doorlevert aan de later tot stand gekomen vennootschap, keurt de staatsecretaris van Financiën onder de volgende voorwaarden goed dat op verzoek een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de doorlevering verschuldigde overdrachtsbelasting.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden.
- Er wordt (per saldo) niet minder overdrachtsbelasting geheven over de verkrijging door de oprichter, dan wanneer de NV of BV de onroerende zaken onmiddellijk zou hebben verkregen.
- De onroerende zaken zijn geleverd aan de oprichter, uitsluitend vanwege het feit dat de NV of BV ten tijde van de
eigendomsverkrijging in oprichting was.
- De oprichter verkrijgt de onroerende zaken ten behoeve van en voor rekening van de NV of BV in oprichting.
- De doorlevering vindt plaats binnen één jaar na oprichting van de NV of BV.
Zie besluit